spel 1: Woordenschat.
spel 2: Logische volgorde: het werk van de bakker. Wat moet de bakker doen als hij brood gaat bakken?
spel 3: Visuele waarneming: in de winkel, wat is er verkocht?
spel 4: Beginklank: de bakker bakt brood.
spel 5: Rekenen: hoeveel gebakjes in een doos?
spel 6: Wegen: in welke rode schaal doet de bakker het meeste meel?